Hurt rapport: opvallendheid
Het eind jaren ’70 uitgevoerde maar nog steeds zeer belangrijke rapport van het diepteonderzoek van professor Harry Hurt behandelen we in 2.1.2. Het Hurt rapport.
Hier beperken we ons tot wat Hurt in zijn rapport te melden heeft over de opvallendheid van motorrijders.
Opvallendheid van motorrijders vormt een ernstig probleem. Van de meerzijdige ongevallen verleende de automobilist in bijna 2/3 van de gevallen geen voorrang. In een groot deel van deze gevallen "zag" de automobilist de motorrijder niet.
Ook Hurt constateert al dat een groot probleem voor motorrijders wordt gevormd door de automobilist die hen niet opmerkt. Een van de factoren die hier een rol bij speelt is de geringe opvallendheid van de motorrijder. Hurt vond al dat het gebrek aan opvallendheid doeltreffend kon worden verminderd door overdag dim- of groot licht te voeren en kleding te dragen met een grote mate van zichtbaarheid. Contrast is een essentiële factor voor de opvallendheid van motorrijders.
Hurt meldt een gebrek aan cognitieve opvallendheid van motorrijders: automobilisten die botsten met motorrijders omdat ze hen niet (op tijd) gezien hadden. Voor deze automobilisten was de motorfiets een onbekend fenomeen omdat ze er geen ervaring mee hadden.
Een andere belangrijke factor bij het gebrek aan opvallendheid van motorrijders is de geringe zichtbaarheid door beweging.
[Het beeld van een motorrijder die recht op de automobilist af rijdt groeit dermate langzaam in omvang, dat die groeisnelheid op het netvlies onder de drempelwaarde blijft, zodat de automobilist de nadering niet opmerkt. Ziet de automobilist de motorrijder wel, dan wordt hij zich niet bewust van diens naderingssnelheid, redactie Mosac.eu]
Hurt meldt verder dat in bijna 60% van de onderzochte ongevallen sprake was van gematigd tot zeer druk verkeer. De daarmee gepaard gaande congestie leidt tot een probleem met opvallendheid door afdekking: het zicht op de motorrijder wordt in die situaties gemakkelijk geblokkeerd. [Opvallend is dat Hurt "afdekking" hier als een extreem geval van geringe opvallendheid opvat. Andere onderzoekers spreken alleen van opvallendheid als de motorrijder zich in het volle zicht van de automobilist bevindt, redactie Mosac.eu].
Vertrouw nooit op "oogcontact" !!
Hurt meldt het treffende geval van een motoragent, met koplampen en rode zwaailichten aan die wordt aangereden door een automobilist die uit een inrit kwam. De automobilist keek in de richting van de naderende motoragent, die (hij overleefde het) naderhand verklaarde ervan overtuigd te zijn dat hij oogcontact met de automobilist had. Hurt vond veel soortgelijke gevallen, waarin een motorrijder met opvallende kenmerken (koplamp aan, felgekleurde bovenkleding, veel contrast met de achtergrond) desondanks wordt aangereden. Hurt waarschuwde al dat “oogcontact” geen indicatie geeft dat de autorijder de motorrijder heeft gezien.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld Susan Wells vond Hurt geen indicatie dat de kleur van de helm invloed had op de opvallendheid.
Rij altijd met dimlicht aan !!
Het probleem met de opvallendheid beperkt zich voornamelijk tot de voorzijde van de motorfiets: van “11” tot “1 “uur. Daarom kan een brandende koplamp zo gunstig uitpakken; hij vergroot het contrast aanmerkelijk. Hurt ziet hierin een krachtig argument om te allen tijde met dimlicht te rijden, liefst d.m.v. “dimlicht automatisch aan”.
In tegenstelling tot MAIDS vond Hurt dat motorfietsen met een witte kuip sterk ondergerepresenteerd zijn in de ongevalstatistiek.
De opvallendheid van een motorfiets neemt toe met de grootte en breedte van de kuip en nog verder als “running lights” worden gevoerd.
Positie kiezen om te zien en gezien te worden
Hurt adviseert in opleiding en training veel aandacht te schenken aan het kiezen van positie om te zien en gezien te worden.
Bartley effect van flikkerende lichten
Ten slotte noemt Hurt als een doeltreffende maatregel om de opvallendheid te verhogen “the Q-switch based on the Bartley effect”. Het Bartley effect betreft de schijnbare (subjectieve) helderheid van een licht: als een lamp flikkert, bijvoorbeeld tussen 4 en 10 keer per seconde, neemt de schijnbare helderheid van de lamp toe tot wel 4 of 5 keer de daadwerkelijke helderheid.
Helaas is dit verboden in Nederland; motorrijders mogen geen flitsende lichten voeren, hoewel dit hun opvallendheid zeer sterk zou verbeteren.
© 2020 MOSAC. All Rights Reserved. | Mosac.eu is een onderdeel van Motorprofessional.nl.