Huang Literatuur opvallendheid
Het literatuuronderzoek van Huang behandelen we elders op deze website.
Hier beperken we ons tot hetgeen Huang te zeggen heeft over de opvallendheid van motorrijders.
Een van de grootste problemen van motorrijders is de automobilist die hem geen voorrang verleent of niet voor laat gaan. De laatsten hebben moeite de motorrijder te ontdekken als gevolg zowel van zijn geringe opvallendheid door het kleinere beeld dat ze bieden (wat tot slechte zintuiglijke opvallendheid leidt) als van de geringe opvallendheid doordat anderen hen minder vaak tegenkomen en de visuele beperkingen van andere weggebruikers (wat tot geringe cognitieve opvallendheid leidt).
Huang citeert Hancock die twee factoren beschrijft waardoor automobilisten motorrijders niet ontdekken: zintuiglijke opvallendheid (de natuurkundige eigenschappen van de motorfiets waardoor deze van de achtergrond te onderscheiden valt) en cognitieve opvallendheid (de ervaring of de bedoeling van de waarnemer beïnvloedt de mate waarin de motorrijder in het oog valt). Motorrijders zijn zowel weinig zintuiglijk opvallend doordat ze een klein beeld bieden als weinig cognitief opvallend doordat men ze zelden tegenkomt en ze daardoor niet of minder worden verwacht.
Schijnbare grootte is een belangrijke factor van opvallendheid. Een motorrijder toont maar 30-40% van het frontale oppervlak van een auto. Motorrijders hebben daardoor een grotere kans te worden afgedekt door ander verkeer of obstakels. Men herkent objecten aan hun grootte, vorm, kleur en beweging. Van een afstand verschillen motorrijders weinig van voetgangers, fietsers of brommers, alleen zijn motorrijders veel sneller. Grootte speelt een rol bij het schatten van afstand en snelheid; bestuurders hebben daarom moeite motorrijders van afstand te onderscheiden van bijvoorbeeld een fietser. Bestuurders die bij een kruispunt staan te wachten tot ze kunnen optrekken hebben moeite de aankomsttijd van motorrijders bij de kruising te schatten. Vaak wordt die tijd overschat, zodat de daadwerkelijke aankomst van de motorrijder bij de kruising de andere bestuurder overvalt.
Motorrijders komt men relatief weinig tegen op de weg. Bestuurders zien motorrijders daarom niet omdat ze hen niet verwachten. Bestuurders die zelf motor rijden of familie of vrienden hebben die dat wel doen hebben en grotere kans een motorrijder in het verkeer te ontdekken.
Sommige experts voeren het verwachtingsfenomeen aan. Bestuurders worden geconditioneerd meer te reageren op de visuele informatie van (vracht)auto’s vanwege hun grotere omvang en frequentie van voorkomen.
Het voeren van running lights bij dag vergroot de opvallendheid. Voor een optimale werking wordt geadviseerd running lights met een minimale intensiteit van 1.600 cd te nemen. Lampen met een diameter van minstens 18 cm worden beter gezien dan kleinere.
Een motorfiets met grote witte kuipvlakken valt goed op. Bron foto internet: motorcycles.about.com
Voor de kleur van kleding en de motorfiets geldt het volgende. Fluorescerend geel-oranje en geel worden sneller en van verder weg ontdekt, afhankelijk van het weer. Op heldere zonnige dagen is wit goed bruikbaar. Is het geheel bewolkt dan blijkt fluorescerend rood-geel beter. Zwart heeft geen invloed op de opvallendheid.